Add-on geneesmiddelen/sluismiddelen

Sinds 1 januari 2017 is het bekostigingsbeleid veranderd. Hierdoor zijn ook de regels voor add-on geneesmiddelen en stollingsfactoren gewijzigd. Zorgaanbieders registreren add-on geneesmiddelen en stollingsfactoren op basis van merknaam en sterkte in plaats van op stofnaam, toedieningsvorm en indicatie. 

Op de nota komt te staan welk merk geneesmiddel is gebruikt en voor welke indicatie(s). Hierdoor zien ziekenhuizen, zorgverzekeraars én patiënten in één oogopslag welk geneesmiddel voor welke indicatie(s) is voorgeschreven of toegepast. Naast herkenbaardere informatie op de nota sluit de registratie en declaratie van deze middelen in ziekenhuizen ook meer aan op de manier waarop add-on geneesmiddelen en ozp-stollingsfactoren ingekocht worden.

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) besluit voor welke geneesmiddelen een add-on of ozp-stollingsfactor wordt vastgesteld. Zorgaanbieders kunnen in de G-standaard (van Z-Index) zien voor welke geneesmiddelen de NZa een add-on prestatie of ozp-stollingsfactor is vastgesteld en welke maximumtarieven voor die geneesmiddelen gelden. Een add-on-aanvraag verloopt via de NZa. Het is niet nodig om een dossier naar het CIBG (Farmatec) te sturen. Veelgestelde vragen en antwoorden over registreren en declareren van geneesmiddelen.

Add-on en stollingsfactoren gepubliceerd

Geneesmiddelen die een status als add-on krijgen, worden per zi-nummer toegevoegd aan de G-standaard. Voor de zorgaanbieders die geen gebruik maken van de G-standaard worden de add-on's en stollingsfactoren op deze website gepubliceerd. Ook blijft de NZa haar besluiten over de add-on geneesmiddelen en ozp-stollingsfactoren via tariefbeschikkingen publiceren op de NZa website en in de Staatscourant.

Wanneer is een geneesmiddel een add-on?

Als hoofdregel geldt dat de kosten van een geneesmiddel integraal onderdeel zijn van een diagnose behandelcombinatie (DBC)-zorgproduct. Als de bekostiging van een geneesmiddel niet als integraal onderdeel van een DBC-zorgproduct kan verlopen, stelt de NZa voor deze combinaties van merknaam en sterkte add-on prestaties vast.

Ook geneesmiddelen met off-labelindicaties kunnen een add-on status krijgen. Voor nieuwe add-ons geldt dat ten minste één zorgaanbieder (ziekenhuis of ZBC) en ten minste één zorgverzekeraar een aanvraag kunnen indienen bij de NZa om voor zo’n geneesmiddel een add-onprestatie te laten vaststellen.

Zorgvuldigheid van publicaties

Het CIBG heeft alle informatie op de website farmatec.nl met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Ondanks de betrachte zorgvuldigheid kan de gepubliceerde informatie onvolledig of onjuist zijn. Het CIBG aanvaardt geen aansprakelijkheid voor (gevolg)schade als gevolg van het gebruik en/of het niet (meer) kunnen gebruiken van de informatie op de website farmatec.nl.

De actuele add-on documenten vindt u op de pagina Actuele publicaties.

Vervallen en nieuwe z-indexnummers

Het CIBG produceert de add-on databank maandelijks vóórdat Z-Index de G-Standaard produceert. Z-index kan zo de informatie uit de add-on databank opnemen in de G-Standaard. Pas na productie van de G-Standaard blijkt welke geneesmiddelen door de fabrikanten / leveranciers uit de handel zijn genomen (ZI-nummers zijn vervallen) of welke geneesmiddelen als nieuwe add-on door de NZa zijn aangewezen.

Daarom zijn er twee overzichten: één van ZI-nummers die nog wel in de add-on databank zijn opgenomen, maar inmiddels in de G-standaard vervallen zijn (tabel 1), en één van ZI-nummers die recent in de G-standaard zijn opgenomen, omdat de NZa ze als add-on heeft aangewezen (tabel 2). Deze tabel 2 bevat nieuwe z-indexnummers nog zonder indicatiekoppeling GS januari 2024.

U vindt de actuele tabellen met vervallen en nieuwe z-indexnummers op de pagina Actuele publicaties.