Uitspraak RvS: Wijziging uitvoeringsbeleid APG-vergunning
Op 16 januari 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over een APG-vergunning. Op 27 februari 2019 heeft de Afdeling opnieuw een uitspraak gedaan in een zaak over dit onderwerp. Hierdoor wijzigt de beoordeling en werkwijze van aanvragen van APG-vergunningen.
Nieuwe werkwijze
In de nieuwe werkwijze is de aanvraag van de huisarts leidend bij de beoordeling en wordt de afstand gemeten tot aan de eerste potentiële patiënt en niet meer tot aan de eerste potentiële patiënt aan het begin van de aaneengesloten bebouwing in de bebouwde kom. De huisarts moet zo nauwkeurig mogelijk aangeven voor welk ononderbroken gebied een vergunning wordt aangevraagd.
Er wordt in elk geval een vergunning verleend als de afstand, gemeten over de voor het gemotoriseerde verkeer bestemde weg, tussen de voordeur van de meest dicht bij dat gebied gevestigde apotheek en de voordeur van de woning van de in dat gebied meest dicht bij die apotheek wonende potentiële patiënt, ten minste 4,5 kilometer bedraagt. Is die afstand meer dan 3,5 km maar minder dan 4,5 km? Dan wordt een vergunning verleend als dit in het belang is van de geneesmiddelenvoorziening.
Is de afstand 3,5 km of minder? Dan wordt er geen vergunning verleend.
Afstandscriterium eenmaal toegepast
Bij een nieuwe aanvraag van een APG-vergunning passen wij het afstandscriterium eenmaal toe, namelijk voor het aangevraagde gebied als geheel. De aanvraag kan in het geheel worden af- of toegewezen (in dat laatste geval wordt het aangevraagde gebied geheel vergund).
De nieuwe werkwijze geldt ook voor aanvragen die al waren ingediend vóór 16 januari 2019, maar waarop nog geen (onherroepelijke) beslissing is genomen.
Oude werkwijze
Bij de beoordeling van aanvragen van APG-vergunningen gingen wij uit van een deelgebiedbenadering. Elk deelgebied (een herkenbare geografische kern met een bebouwde kom bord) binnen het aangevraagde gebied werd afzonderlijk getoetst aan het afstandscriterium. Daardoor kwam het voor dat het ene deelgebied wel en het andere deelgebied niet werd vergund. Bovendien werden alleen volledige deelgebieden vergund en geen delen van deelgebieden.
De Afdeling heeft bepaald dat deze twee onderdelen van het uitvoeringsbeleid niet verenigbaar zijn met de Geneesmiddelenwet (Gnw). De Afdeling bestuursrechtspraak van RvS overweegt dat huisartsen het gebied waarbinnen ze hun praktijk uitoefenen, in beginsel zelf bepalen (rechtsoverweging 10 van de uitspraak van 16 januari 2019).
De Afdeling overweegt verder dat met de term “aaneengesloten gebied” in artikel 61, tiende lid, Gnw wordt bedoeld het ononderbroken gebied waarvoor de huisarts de vergunning aanvraagt. De minister moet beoordelen of het gebied voldoet aan het afstandscriterium. Is dat het geval, dan moet de minister de vergunning verlenen.
Als het aangevraagde gebied niet voldoet aan het afstandscriterium, moet de minister de vergunningaanvraag afwijzen (rechtsoverweging 11.1 van de uitspraak van 16 januari 2019). In de uitspraak van 27 februari 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld dat de afstand moet worden gemeten op de wijze zoals geformuleerd in artikel 61, tiende lid, Gnw en dat het niet verenigbaar is met de Gnw om dat op een andere wijze te doen.